Kunstmatige beademing

Kunstmatige beademing met een beademingsmachine kan levensreddend zijn. Met de beademing kunnen we zuurstof in het lichaam brengen en koolzuurgas uit het lichaam verwijderen. Patiënten worden beademd als ze dit niet meer (voldoende) zelf kunnen of als dit hun te veel kracht kost. Veel patiënten op de IC worden kunstmatig beademd. Dit kan op twee manieren:

1. Niet-invasief of "maskerbeademing"
Hierbij wordt er bij de patiënt een neus-mondmasker aangebracht dat via een slang verbonden is met de beademingsmachine.

2. Invasief of "tube-beademing"
Hierbij wordt er een beademingsbuis (tube, spreek uit "tjoep") via de keel in de luchtpijp ingebracht en wordt de patiënt aangesloten met een slang aan de beademingsmachine.

Er zijn vele manieren om te beademen. Grofweg zijn ze in twee groepen in te delen:
1. Volledige beademing: de patiënt ademt niet zelf en de machine verricht alle arbeid
2. Ondersteunende beademing: de patiënt ademt zelf maar wordt hierbij door de machine ondersteund

Ondersteunende beademing is de methode om de patiënten van de beademing te ontwennen. Hierbij wordt dan langzaam de ondersteuning afgebouwd tot de patiënt weer in staat is volledig zelfstandig te ademen. De periode waarin de patiënt weer onafhankelijk van de machine kan leren ademen is voor iedere patiënt anders. Meestal is de ontwenningsperiode korter als de beademing niet lang geduurd heeft. Omdat er ook risico's verbonden zijn aan kunstmatige beademing probeert men de duur van beademen zo kort mogelijk te houden. Beademing is geen behandeling op zich maar geeft de tijd om van de aandoening of verwonding te genezen. Het is nooit volledig te voorspellen hoe lang iemand kunstmatig beademd moet worden. Het kan enkele uren of dagen zijn maar er zijn ook patiënten die nooit volledig van de beademing af komen. Het hangt allemaal af van de aandoening en eventuele complicaties die zich kunnen voordoen.

Slaapmedicatie

Beademing op zichzelf doet geen pijn maar patiënten vinden het gevoel van de tube en het gevoel van lucht die in de longen wordt geblazen vaak vervelend. Vooral bij volledige beademing wordt vaak slaapmedicatie gegeven. Bij ondersteunende beademing is dit over het algemeen minder nodig. Een nadeel hiervan is dat persoonlijk contact moeilijk of zelfs onmogelijk wordt. Toch is het mogelijk dat de patiënt hoort en voelt. U ziet de verpleegkundige dan ook gewoon praten tegen een patiënt die deze middelen krijgt. Al vindt u het in het begin misschien vreemd, u kunt de patiënt gewoon dingen vertellen, aanraken of een kus geven.

beademingsmasker
Niet-invasieve beademing

intubatie
Invasieve beademing

Praten, eten en drinken

Bij maskerbeademing is het mogelijk om de patiënt wat te laten drinken en praten. Ook eten kan maar dan moet de patiënt al enige tijd zonder masker kunnen. Indien de patiënt via een tube beademd wordt is eten en drinken niet mogelijk, de voeding wordt dan meestal via een maagslang gegeven (sondevoeding). Sondevoeding is een vloeibare volledige voeding waar alle benodigde voedingsstoffen in de juiste verhouding in zitten. Soms is sondevoeding niet mogelijk, bijvoorbeeld omdat de darmen nog niet goed werken of omdat ze nog niet met voedsel belast kunnen of mogen worden. Als het niet mogelijk is sondevoeding te geven zal er gevoed worden via een infuus in een groot bloedvat. Dit grote infuus wordt ingebracht in de lies, onder het sleutelbeen of in de hals. Ook via deze weg is het mogelijk een volledige voeding te geven die aangepast is op de specifieke behoeften van de patiënt.

Bij invasieve beademing met een tube kan de patiënt niet praten omdat de tube voorbij de stembanden zit. De opgeblazen cuff (een klein ballonnetje aan het einde van de tube) zorgt ervoor dat alle uitademingslucht via de tube wordt afgevoerd. De stembanden kunnen dan niet in trilling gebracht worden. Hierdoor kan de patiënt niet praten. Als de eerder genoemde slaapmedicijnen niet (meer) worden gegeven, kan de patiënt wel op de omgeving reageren, maar niet praten. Het helpt dan om gerichte vragen te stellen waar de patiënt "ja" op kan knikken of "nee" op kan schudden. Soms lukt het om trefwoorden te schrijven.

Sinds kort zijn er op elke IC-unit tablets beschikbaar met daarop een speciale iPad-communicatie-app, genaamd voICe, voor beademde en wakkere IC-patiënten. Deze app is door de Intensive Care van het Radboud umc ontwikkeld, vraagt weinig spierkracht en motoriek, werkt intuïtief en is eenvoudig en begrijpelijk voor iedereen. De verpleegkundige kan u en de patiënt helpen om zo goed mogelijk met elkaar te communiceren.

Hoesten

Een patiënt kan wel hoesten maar kan het slijm niet uit de beademingsslang verwijderen. De verpleegkundige moet dan meerdere keren per dag het slijm via de tube wegzuigen met een slangetje. Veel mensen vinden het wegzuigen van het slijm een onprettig gezicht.

Alarmen

Op de IC gaan veel alarmen, ook de beademingsmachine kan verschillende alarmen geven. Dit is normaal en hoeft niet te betekenen dat er iets aan de hand is. De verpleegkundigen weten wanneer en hoe ze op de alarmen moeten reageren.

Gevolgen

Zoals alle behandelingen en ingrepen heeft ook kunstmatige beademing nadelige gevolgen (complicaties). Om deze complicaties tot een minimum te beperken worden er diverse maatregelen getroffen en probeert men de beademingsduur zo kort mogelijk te houden. Voorbeelden van complicaties zijn:

  • Infecties
  • Beschadiging van de longen
  • Keelpijn
  • Heesheid
iPad om mee te communiceren

Tracheacanule

Soms is het nodig om een buisje in de luchtpijp in te brengen via een snede in de hals, dit buisje heet een tracheacanule. Een tracheacanule wordt ingebracht als een tube via de mond niet gaat of wanneer langdurige beademing nodig is. Voor het maken van deze opening is een kleine ingreep nodig, dit gebeurt onder narcose. De ingreep vindt meestal op de IC plaats, soms zal de ingreep op de operatiekamer plaatsvinden. Voordat de artsen een tracheacanule aanleggen wordt dit met de contactpersoon besproken.

Tracheacanule
Sluit de enquête